Simone de Bruin en het verhaal van haar Indische familie

Simone de Bruin is lifecoach en bracht afgelopen jaar het boek Indisch Verleden uit. Een ontroerend en persoonlijk verhaal over haar Indische familie. “Met Indisch Verleden wilde ik het verhaal vertellen van mijn Indische familie. Vanuit liefde en met respect. Er is zo lang gezwegen. En wetende wat ik nu weet, is dat ook heel begrijpelijk. Alle angsten, wanhoop, honger en vermoeidheid die mijn familie heeft doorstaan, heeft ons ook sterker gemaakt. Door te vertellen wat zo lang in het duister was, nu in het licht te zetten, verbindt ons nog meer met elkaar. Opdat wij allemaal vanuit vrijheid, liefde en respectvol naar elkaar kunnen leven”.

In het hoofstuk ‘Holwerd’ beschrijft Simone de komst naar Nederland, opgroeien in een Fries dorp en het gevoel van thuis komen.

Holwerd

Van rijstveld naar kleigrond
Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan. Daarmee kwam ook in Azië een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Twee dagen later riep Indonesië haar onafhankelijkheid uit. Geschiedenis, zou je kunnen denken. Maar voor mij is het een deel van mijn familiegeschiedenis. Dat maakt het toch weer anders. Toen mijn moeder (Elize Julie Claassen) 17 jaar oud was, had ze de oorlog meegemaakt. In het jappenkamp gezeten, de Bersiap en de onafhankelijkheidsstrijd. Om vervolgens te verhuizen van Makassar naar Holwerd. Van Celebes naar Friesland. Van rijstvelden naar kleigrond.

Elize Julie (Meitie) Claassen - Makassar 1949

Als je de boot naar Ameland wilt nemen, doe je dat vanuit Holwerd, Friesland. En daar in 1950 verhuisden mijn grootouders Wim en Ida Claassen-Claproth naar toe. Met veertien kinderen waaronder mijn moeder en met mijn overgrootmoeder, oma Tien. Hoe ze daar terecht waren gekomen, bleef voor mij lang vaag. “Pappie zei dat we nooit meer terug zouden gaan en dat we moesten integreren.” En dat hebben de broers en zussen ook gedaan. Fietsen naar school, van Holwerd naar Dokkum. Aardappels eten. Schaatsen als er ijs lag. Zo dus.

In elke kamer een stapelbed
Pas veel later begreep ik waarom het Holwerd was geworden. Vlak na de oorlog, in 1948 was het gezin Claassen met betaald verlof naar Nederland. Aanvankelijk waren ze in Zuidlaren, Drenthe terecht gekomen. In Leeuwarden ontmoette opa de heer Bijlsma, onderwijzer in Holwerd. Hij nodigde het gezin uit om in het Friese dorp te komen wonen. Er werd een huis in de Blokstraat gevonden. En met twaalf kinderen stonden in elke kamer stapelbedden. Nadat de familie weer terugkeerde naar Makassar, bleven opa en de heer Bijlsma corresponderen. In 1950 toen de familie was gevlucht voor het geweld in Indonesië en definitief naar Nederland emigreerde, werden ze opgevangen in Hardegarijp, Friesland. De heren Bijlsma en Veening beijverden zich opdat de Claassens weer in Holwerd zouden komen wonen. Er werden twee huisjes in de Fonteinstrjitte aangeboden en het gezin nu bestaande uit zeventien personen betrok beide woningen. Later verhuisde de familie nog naar de Professor Holwardastraat 9. Oma had daar geweldige buren, Piet en Griet van der Hoop die altijd klaarstonden of gewoon een kop koffie kwamen drinken.

Holwerd 1948

Opgroeien in een Fries dorp
De broers en zussen groeiden op in het Friese dorp. De jongere kinderen gingen eerst naar de lagere school van de heer Bijlsma. Ze fietsten naar de middelbare school in Dokkum. Zaten op voetbal. Maakten er vrienden voor het leven. Sommigen ontmoetten hun partner. Trouwden en verlieten het dorp. Maar Holwerd bleef altijd dichtbij. Zowel mijn grootouders als overgrootmoeder liggen er begraven.

Alleen voor de oudste drie kinderen was het anders. Lex had in Indonesië al in de eerste klas van de zeevaartschool gezeten. Dus in Nederland ging hij naar de zeevaartschool op Terschelling. Hij keerde terug naar Indonesië en weer later nam hij zijn Indische bruid Marie mee naar Amsterdam. Arie, de tweede zoon, woonde één jaar in Holwerd. In dat jaar hielp hij in Woonoord Schattenberg, het voormalig kamp Westerbork. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het een doorvoerkamp geweest van de Nazi’s. Kort na de oorlog werden er landverraders, NSB’ers en SS’ers opgesloten. Vanaf 1950 deed het dienst als opvang voor gerepatrieerden uit voormalig Nederlands-Indië. Zoals dat heette. Oma Julie Voll, tante Nieke en haar drie dochters zaten in dat kamp alvorens zij huisvesting kregen in Veendam, Groningen. Meitie, het derde kind, oudste dochter en mijn moeder, heeft uiteindelijk maar twee jaar in Holwerd gewoond. Zij ging op haar 19de naar Haarlem. Daar woonde zij in bij de familie Coenen. Ook uit Makassar. Ze werkte bij Droste en nam chocola mee voor haar broertjes en zusjes. Net als haar oudere broers Lex en Arie stond zij een deel van haar inkomen af aan haar ouders. Ze ontmoette in Haarlem mijn vader. Zij trouwden. Woonden in Amsterdam en Gouda. Opa Wim was toen al overleden.

Holwerd 1954

Indische achtergrond
Als jong meisje had ik hier allemaal geen weet van. Ik ging heel graag naar Friesland. Naar oma Ida en oma Tien. Ik vond het er geweldig. Bij oma Ida kon alles. Je mocht alleen niet zo maar de kamer van oma Tien inlopen. Dat wilde ik ook niet. Het rook er anders. Ze had wel een spannende kist op haar kamer staan. Een kamferkist. Als kinderen probeerden wij altijd daar stiekem in te kijken. Zelf stond oma Ida meestal in de keuken en maakte heerlijk eten. Indisch natuurlijk. Ze maakte altijd veel te veel. Dus als wij op zondagavond weer richting het westen reden, kregen we bakjes met Indisch eten mee. Er waren altijd wel neefjes en nichtjes om mee te spelen. Esther was er meestal ook en dan waren wij onafscheidelijk. We speelden buiten rondom het huis of in de tuin. Achter het huis van oma was land met koeien. En de bakker zei steevast: “Nou, jullie zijn zeker van mevrouw Claassen!” Hoe wist die man dat toch?

Van links naar rechts: Oma Tien, Opa Wim, Oma ida en Opa Richard.
Holwerd 1958

Als kind was ik mij onbewust van mijn Indische achtergrond. Totdat andere kinderen vroegen: “Waar kom jij eigenlijk vandaan?” of “Waarom staat er nou een fles sherry bij jullie op de plee?” en “Pindakaas met sambal?” Ik begreep dat wij anders waren. Zeker omdat ik ook voor “bruine!” werd uitgemaakt en mijn vriendinnetjes niet. Het maakte me boos en soms riep ik terug dat ik tenminste mijn achternaam eer aan deed. Maar toch, het gaf altijd een vervelend gevoel. Dat ik niet in Nederland thuis zou horen. Ik reageerde zoals ik mijn moeder had zien doen: ik zei niks en deed nog beter mijn best.

Ik begon mijn moeder wel te bevragen. Eerst over de familie. “Dus de vader van tante Sonja is een broer van oma Ida?” En: “De vader van tante Bida is weer een andere broer van oma?” Of deze: “Hoe is tante Clara dan familie? En oom Guus is geen familie maar ik noem hem wel ‘oom’? En je speelde vroeger met tante Jeanne?” En deze: “Hoe is oma Julie mijn oma?” Dat waren nog de simpele vragen. De moeilijke vragen kon ik wel stellen. Over de oorlog, het kamp. Het vertrek uit Indonesië en de ontvangst in Holland. Ze werden alleen niet echt beantwoord. Of op z’n Indisch: “Ach, ik weet het niet hoor. Dat is al zo lang geleden.” En dat was dan het einde van het gesprek.

Herinnering aan het kamp
Ze zei wel dat het lang geleden was, maar niet vergeten. Dat bemerkte ik tijdens een theatervoorstelling van Willem Nijholt ergens in de jaren tachtig. Het begon mooi. Hij zong een liedje in een voor mij onbekende taal en het klonk lief. Tenminste, voor mij. Maar mijn moeder zat rechtop in haar stoel en keek strak voor zich uit. Haar hele lichaam was gespannen. En zachtjes zei ze: “Dit is van het kamp.” Ik begreep het eerst niet. En terwijl Nijholt meer afgemeten ging zingen, fluisterde ze: “Dit zijn de drie woorden uit het jappenkamp.” Op dat moment stopte de muziek en schreeuwde Nijholt vanaf het podium: “Kiotske! Kere! Naore!” En hij vervolgde: “Vond je het liedje mooi? Het zijn de drie woorden uit het jappenkamp. Kiotske: in de houding. Kere: buig. Naore: sta rechtop. Elke dag. Drie jaar lang. Vinden jullie het nog steeds een mooi liedje?” Het was muisstil. Ik wist dat mijn moeder dit vier jaar lang elke dag had moeten horen en doen. Haar bovenlichaam schudde. Haar handen knepen in de armleuningen van haar stoel. En ze sprak er nooit meer over.

Thuis komen - pulang kampung
Het mooie is, dat mijn generatie wel praat. Met elkaar en dat is direct een feest van herkenning. Door te praten, was dat voor mij het begin van pulang kampung. Thuis komen. In Nederland. Als kind van een kamp-kind. Opgroeiend als dochter van een Hollandse vader en Indische moeder in Nederland.

Indisch Verleden van Simone de Bruin

Familie is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door de bloedband, de genen en het collectieve familiegeheugen. Trauma. Verlies. Afscheid. Wijsheid. Liefde. Alles zit in het geheugen. Zo ontstaan familiepatronen. Het verhaal van 'Indisch Verleden' gaat over de oorlog, het kamp, de repatriëring, armoede, honger, het grote zwijgen. En nog meer is dit een verhaal over veerkracht, saamhorigheid en verbondenheid van een familie. En hoe de huidige generatie vorm geeft aan de Nederlandse identiteit.

Prijs: €19,95
ISBN: 9789464069501

 
Previous
Previous

Rob Göbel en de Klipfontein

Next
Next

Achterland, het familieverhaal van Sander Haccou